Fischer.reismee.nl

Death Valley

De wekker ging vanochtend om vier uur. We wilden de zonsopgang in Death Valley mee maken. Volgens de boekjes en verhalen op Internet is dat een must. Bovendien vond niemand het erg om weer snel weg te gaan van ons geweldige onderkomen in Beatty. Om kwart voor vijf zaten we in de auto, eigenlijk toch een beetje laat. Om half zes zou de zon op gaan en het was nog zo´n 40 miles rijden naar het Zabrinski Point, vanwaar je mooi zicht zou hebben op de zonsopgang. We moesten er dus tegen rijden. Maar één voordeel: zo vroeg is er bijna niemand op de weg. Toen we het National Park inreden was het nog donker, maar al gauw maakt de opkomende zon de omgeving steeds beter zichtbaar. Wat we toen zagen, was nog niet het echte Death Valley. Er groeide nog steeds een heel laag, meer grijs dan groen struikgewas. Naarmate we verder kwamen, verdween ook dit leven en al wat er toen restte, waren kale grijze, beige en gele rotsen. Daar tussen lag hier en daar grijs of beige woestijngruis. De zon gaf de kale bergen in het westen een koperen glans. We moesten opschieten! Op zo'n moment rijd je natuurlijk verkeerd! Maar gelukkig waren we nog net op tijd op het Zabrinski Point. Vanaf het Zabrinski Point heb je een prachtige blik op een in golven gerodeerde rotsmassa die beige, geel en donkerbruin van kleur is. Als de eerste zonnestralen over het landschap likken, ontstaat er een prachtig spel van kleuren en schaduwen. Het duurt ongeveer een half uur voordat de zon het totaal belicht en dan is de betovering grotendeels voorbij. Werkelijk schitterend! We hadden er geen spijt van zo vroeg uit de veren te zijn gegaan. Jammer was dat een aantal luidruchtige Fransen op hetzelfde idee was gekomen.

Na de voorstelling bij het Zabrinski Point zijn we verder Death Valley ingereden naar Badwater, het laagste punt van het Noordelijk Halfrond: 85 meter (bijna een Martinitoren) onder de zeespiegel. Badwater is een gigantische, witte zoutwoestijn met een klein (heel zout) meertje erin. Het grondwater is hier door het poreuze leisteen naar beneden gezakt, terwijl zoutkristallen er bovenop een dikke laag hebben gevormd. Het mozaïek van de zoutkristallen verandert regelmatig, vaak na regen of een flushfloot. Op het diepste punt komt het grondwater nog wel boven de oppervlakte uit en vormt daar het zoute meertje. Je zou denken dat op dit punt van de aarde geen leven meer mogelijk is. Maar zelfs in dit zoute meertje schijnen slangen te leven (wij hebben ze niet gezien...). En volgens de boekjes komen in Death Valley, waar het in de zomer op het heetst van de dag wel vijftig graden kan worden, nog zo'n veertig verschillende diersoorten voor. Wij zagen wat zwaluwen, een soort libellen (terwijl die toch water nog hebben?) en - jawel - alweer een coyote.
Badwater dankt zijn naam aan een cowboy, die op doorreis was door het gebied, en zijn teleurstelling uitte over de drinkbaarheid van het water in het meertje. Het is een bijzondere ervaring om er te zijn: de stilte en de warmte (om acht uur 's ochtends was het al veertig graden!) in die uitgestrekte witte vlakte zijn uniek. De struggle for life is er heel tastbaar en dat heeft ook iets beklemmends. We lazen op een bordje dat de eigenaar van het hotel in Furnace Creek op de warmste dag ooit (het was er toen 56 graden!) had gezien dat de zwaluwen tijdens de vlucht dood uit de lucht vielen. Hij was zelf even naar buiten gegaan met een kletsnatte handdoek als een tulband om zijn hoofd om een blik op de thermometer te werpen. Toe hij na enkele minuten terug kwam, was de handdoek droog...

Na Badwater hebben we koffie gehaald in Furnace Creek, een kunstmatige oase met palmbomen in het midden van Death Valley (je kunt er zelfs kamperen!). Ondertussen was het negen uur geworden, de hoogste tijd om onze reis naar Yosimity voort te zetten. We zijn dwars door Death Valley naar de 395 gereden en via Lone Pine, Big Pine, Bischop en Mammoth Lakes naar de noordelijke ingang van Yosimity National Park. Dit was een lange en saaie reis. We moesten twee bergketens (de Cottonwood Mountains en de Inyo Mountains) over en dat schoot niet op. Het landschap was, behalve het uitzicht op de Sierra Nevada, niet spectaculair. Bovendien hadden we wel genoeg van de woestijn en de kale bergen! Gelukkig maakte Yosimity veel goed. Toen we de noordelijke ingang van het park naderden, veranderde het landschap op slag. Eindelijk zagen we weer eens bomen!

Yosimity heeft wel wat van Oostenrijk. In het noordelijk deel zijn tussen de granieten bergtoppen prachtige, door pine trees omzoomde, alpenweitjes, vol bloemetjes. Hier en daar gaan er de meest schitterende beken doorheen die uitmonden in kristalheldere meertjes. In het midden bevindt zich de Yosimity Valley, het meest toeristische deel van het park, waar van de kaarsrechte granieten wanden drie grote watervallen naar beneden komen. Het zuidelijk deel is heel bosrijk, ook weer met prachtige beken en rivieren. De huizen doen eveneens Oostenrijks aan: van donker hout opgetrokken met balkonnetjes en bloembakken. Op sommige plekken zijn kleine, gezellige, houten winkels, vaak gecombineerd met een cafeetje. Het park ligt heel hoog. We kwamen via de Tioga Pass binnen en die ligt op 3000 meter hoogte. Er zijn bergen aan de rand van het park die tegen de 4000 meter aan zitten. Ons huisje ligt in Wawona (1300 meter), helemaal in het zuiden van het park. We moesten dus nog een tocht over slingerweggetjes (bergje op, bergje af) van twee uur door het park naar beneden. Prachtig, maar, na zo'n lange reis en het vroege opstaan, ook wel een beetje veel. We waren blij dat we er waren!

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!